Het ging allemaal zo anders dan Alexander gedacht had. De
belegering van Tyrus duurde nu al maanden. Veel langer dan hij gedacht had.
Zijn belegeringstorens waren in de brand geschoten, zijn aanvalsbrug was nog
maar halverwege. En tot overmaat van de ramp hoorde hij dat koning Darius
onderweg was om hem aan te vallen. Allemaal niet echt leuk. Maar wat hem het
meest frustreerde was de brief die op zijn schoot lag. In de brief schreef de
hogepriester van Jeruzalem dat hij Alexander niet te hulp kon komen vanwege het
verdrag dat er was tussen Jeruzalem en Darius. Het maakte Alexander woedend, en
hij besloot om, zodra hij Tyrus had ingenomen naar Jeruzalem te gaan. Hij zou
die hogepriester laten zien wie de machtigste was op aarde.
Ondertussen maakte de hogepriester in Jeruzalem, Jaddus was
zijn naam, zich grote zorgen. Natuurlijk
had hij een verdrag met Darius, maar de berichten die hem bereikten waren
onduidelijk. Hij werd er onzeker van. Alexander zat bij Tyrus en Darius bij
Damascus, allebei in de buurt van Jeruzalem. Stel dat Darius niet won. Stel dat
Alexander won? Of erger nog, stel dat Alexander eerst naar hem toe kwam en
daarna pas tegen Darius op zou trekken.
En precies zoals Jaddus vreesde, zo gebeurde het. Na 7 lange
maanden van beleg, veroverde Alexander Tyrus. Het was een verschrikkelijk beleg
geweest, met vele doden aan beide kanten. Er waren veel gewonden en duizenden
mensen werden als slaaf afgevoerd. En toch kon de weigering van de hogepriester
Alexander niet loslaten. Bijna direct na zijn verovering van Tyrus maakte
Alexander zich op om op te trekken naar Jeruzalem. Om de hogepriester een lesje
in nederigheid te leren. En met hem mee trok een bonte verzameling van mensen
die maar wat graag mee wilde maken hoe de hogepriester van de Joden te schande
gemaakt zou worden. Misschien konden ze hem zelfs wel laten martelen of doden?
Het nieuws van Alexanders naderende komst had Jeruzalem
binnen een paar dagen bereikt. Jaddus was geschrokken, dit had hij niet
verwacht. Dit was de slechtste van zijn opties. Alexander die wraak kwam nemen.
Wat moest hij nu? Hij kon maar één ding bedenken, één ding zou hem rust
brengen. Hij zou het bij God brengen, in de tempel! God zou helpen!
En zo gebeurde het! Die nacht had Jaddus goed geslapen, hij
had een droom gehad. In de droom had God hem verteld dat alles goed zou komen.
De hele stad moest Alexander tegemoet trekken en hij moest zelf als
hogepriester gekleed gaan.
Ondertussen was Alexander Jeruzalem genaderd. Hij werd
gevolgd door allerlei mensen die graag wilde zien hoe de hogepriester een lesje
werd geleerd. Ze zagen de stoet van de mensen uit Jeruzalem op hen afkomen. Aan het hoofd liep Jaddus, de hogepriester, en daar achter alle priesters in hun mooiste linnen. De mensen waren allemaal feestelijk
aangekleed.
Jaddus trad op Alexander toe en wilde een diepe buiging
maken, maar juist op dat moment viel Alexander op zijn knieën. Hij was in
aanbidding! Hij prevelde wat, maar bleef op de grond liggen. De omstanders
begrepen er niks van, net als Jaddus, die snapte er niks meer van. Hij zou
moeten knielen voor deze Alexander, maar nu ging het precies omgekeerd.
Alexander werd omhoog geholpen en zag alle vragende
gezichten. De mensen die Jaddus wilden vernederen vroegen waarom Alexander geknield was voor deze man? Hij antwoordde en zei: Ik kniel niet voor deze man, maar voor de naam die op zijn Mijter geschreven staat. Toen ik in Macedonie was, had ik een
droom. In die droom vertelde een man mij dat ik met een gerust hart tegen Perzië
kon optrekken. Mij zou de overwinning gegeven worden. Ik zou veroveraar van de
hele wereld worden. En in die droom had die man een mijter op met dezelfde naam
als deze hogepriester, die nu voor me staat! Voor deze naam
viel ik in aanbidding neer.
Vanaf die dag stonden de Joden van Jeruzalem op goede voet
met Alexander. Alexander die wij later de Grote zijn gaan noemen. Ze namen hem
mee naar de tempel en lieten hem alle profetieën zien die betrekking hadden op
hem. Alexander bracht een offer in de tempel en werd een vriend van de Joden. Hij stelde ze vrij van allerlei belastingen en ze mochten volgens hun eigen wetten leven.
Het bovenstaande verhaal heb ik niet zelf verzonnen, maar
het is te lezen in “De oude Geschiedenis van de Joden”van Flavius Josephus 1.
Een boekwerk waarin Flavius Josephus de geschiedenis van de Joden vanaf de
schepping tot aan zijn tijd, ± 94 NC
verteld.
Wat mij trof in dit verhaal, is het feit dat Alexander de
Grote, de grootste veroveraar uit de geschiedenis, buigt voor de naam van God.
Op de Mijter van de hogepriester stonden op een gouden plaat de 4 Hebreeuwse letters,
hwhy, Yehovah, de naam van God. De naam die over heel de aarde bekend zou worden door de daden die God, Yehovah, deed toen Hij het volk Israel uit Egypte leidde. Die naam was nog bekend in de dagen van Alexander de Grote. En Alexander kende die naam ook. Alexander wist precies van wie hij zijn macht gekregen had.
hwhy, Yehovah, de naam van God. De naam die over heel de aarde bekend zou worden door de daden die God, Yehovah, deed toen Hij het volk Israel uit Egypte leidde. Die naam was nog bekend in de dagen van Alexander de Grote. En Alexander kende die naam ook. Alexander wist precies van wie hij zijn macht gekregen had.
Door het hele werk van Josephus
heen lees je dat ook de Babylonische koningen en later de koning van de Meden
en Perzen dit wisten. Nebukadnezar 2, Cyrus 4, Xerxes I 6,
Artaxerxes I 7 en Darius I 5, allemaal weten ze dat God,
Yehovah, degene is die de macht verdeeld.
Ik vind dat een geruststellende
gedachte! Zeker in deze tijd, waarin de machten op Aarde zich aan het roeren zijn. Als ik Psalm 2 lees, dan lees ik dat de koningen van de aarde zullen
buigen voor God, hwhy en Zijn
gezalfde, Zijn Messias. Zouden Obama, Poetin, Assad en al die andere dat beseffen?
Dat er één is die alle macht in handen heeft? Alexander wist dat wel!
hwhy onze God en koning tot in eeuwigheid! Bij Hem mogen wij schuilen.
1) Flavius
Josephus, De oude geschiedenis van de joden boek XI 321
2) Boek X 217
Nebukadnezar vraagt aan God of hij weer koning mag zijn
3) Boek X 263 Darius stuurt een schrijven rond
waarin hij God de ware en almachtige God noemt
4) Boek XI 3
Cyrus erkent dat God hem heeft aangesteld als koning
5) Boek XI 119
Darius I vraagt de Joden tot God te bidden voor hem.
6) Boek XI 120
Xerxes I erft de vroomheid voor en de verering van God van zijn vader Darius
7) Boek XI 279
Artaxerxes I, in het bijbelboek Esther Ahasveros genaamd, erkent dat God het
rijk voor hem en zijn voorouders heeft bewaard.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten